Column Ondernemersfonds #2: Generatiebestedingen – hoe te organiseren?

Het Ondernemersfonds. Het concept is aan onze tekentafel ontstaan. We hebben tientallen fondsen in de startfase mogen begeleiden. En we staan vele bestaande fondsen bij in ambities voor doorontwikkeling. En ieder jaar komen er weer een paar bij. Wat zijn de leereffecten van bijna twintig jaar praktijkervaring? Wat kunnen de fondsen van elkaar leren? En wat moeten initiatiefnemers van nieuwe fondsen weten als ze aan de slag gaan?

In een terugkerende column gaat Rob in op verschillende vragen. Hij komt met voorbeelden uit de praktijk en geeft zijn visie op actuele onderwerpen. Column #2: Generatiebestedingen, hoe te organiseren?

Samen met een collega rijd ik over de Afsluitdijk. We zijn op weg naar Harlingen. Onderweg gaat de telefoon….onze contactpersoon in Dordrecht. Ik vertel hem waar we naartoe gaan. Hij reageert euforisch: “Harlingen, daar ben ik helemaal verliefd op geworden. Geweldige stad! Wat leuk dat zij ook aan een fonds beginnen.”

Aangekomen in Harlingen deel ik zijn bericht met onze gesprekspartners. Goede binnenkomer, de sfeer zit er direct in. Iemand deelt nog een compliment uit aan Dordrecht. Na onze afspraak gaan we weer op pad. Volgende bestemming? Deurne. Het onderwerp…. u raadt het al. Rond middernacht zijn we weer terug in Leiden, een doldwaze rit van 536 kilometer op één dag.

Leiden, Harlingen, Dordrecht, Deurne. Vier volkomen verschillende plaatsen die in onze wereld aan elkaar verbonden zijn. Ze hebben allen een Ondernemersfonds. En zo kunnen we nog veel meer plaatsnamen en gemeenten aan elkaar rijgen. Helmond, Leeuwarden, Westerveld, Delft, Hardinxveld-Giessendam, Uithoorn, Heerlen, Houten, Groningen, Sliedrecht, Terschelling, Utrecht, Vlaardingen. Allen maken ze gebruik van de ozb-systematiek en allemaal werken ze naar het principe ‘voor en door ondernemers’. Maar de uitwerking is op iedere plek weer anders. Dat is ook het mooie aan een fonds. Er is geen landelijk format, je richt het in op basis van lokale belangen en voorkeuren. Het is echt een kwestie van maatwerk.

Je kan je natuurlijk wel laten inspireren door wat anderen doen. In mijn vorige column sprak ik over de generatiebestedingen. De ontwikkeling in bestedingen die we in de fondsen zien, van klein en praktisch naar groots en visie gedreven. Een waaier van verschillende bestedingen kwam daar aan de orde. We krijgen veel positieve respons op dat verhaal, en het bevat genoeg inspiratie om maanden op te teren. De vervolgvraag is echter: hoe organiseer je die ontwikkeling in bestedingen?

Laten we een aantal voorwaarden op een rij zetten.

Ten eerste, het begint bij ‘schaal’. Veel fondsen werken met een systematiek van trekkingsrechten, ieder gebied een budget naar rato van de eigen inleg. Daar zijn verschillende voordelen aan verbonden: eigenaarschap, herkenning, organisatie in de hele gemeente. Maar je kan het ook te ver doorvoeren. We zijn in evaluaties wel eens mini-trekkingsrechten tegengekomen van een handvol panden. Of een trekkingsrecht ‘overige bebouwing’….dan weet je bij aanvang al dat er weinig energie gaat ontstaan op die plek. Maar zelfs als het gebied iets groter is, zeg een middelgroot bedrijventerrein, kan je twijfelen over de schaal. Want waarom niet samenwerken met andere terreinen? Kijk naar Utrecht, waar de terreinen een enorme kwaliteitsslag hebben gemaakt door de gezamenlijke aanbesteding van het veiligheidspakket. Of kijk naar Helmond en Deurne waar één collectief garant staat voor een omvangrijk totaalpakket aan collectieve diensten: veiligheid, verduurzaming, arbeidsmarkt, contacten met het onderwijs.

Ten tweede, je hebt reliëf nodig in het onderlinge gesprek, veel verschillende perspectieven om naar gebieden en naar een plaats te kijken. Je boort die variëteit aan door verschillende partijen bij elkaar aan tafel te zetten. Prima om als deelgroep (winkeliers, toeristische bedrijven, b2b, sportorganisaties) bij elkaar te zitten. Maar probeer het gesprek ook geregeld te verbreden. Laat de winkelier met het bouwbedrijf praten. De zorgorganisatie met het akkerbouwbedrijf. En de zakelijk dienstverlener met de culturele instelling. De belangen lopen wellicht een stuk vaker synchroon dan we vooraf veronderstellen. En de praktijk wijst uit dat de meest innovaties ontstaan op de scheidslijn tussen verschillende clusters.

Ten derde, je hebt iets van een programmeur nodig. Een fondsmanager of een afgeleide vorm daarvan. Iemand die kennis aandraagt, belangen in kaart brengt, een agenda verzorgt, partijen met elkaar in gesprek brengt, de continuïteit in de gaten houdt.

Diverse fondsen beginnen met een ingebakken zuinigheid, zo min mogelijk overheadkosten. Dat is ergens wel begrijpelijk en het past ook bij de behoedzame mkb-moraal. Het gevaar is dat het een dogma wordt. En daarmee een kwestie van wat de Engelsen noemen “penny wise, but pound foolish”. Oftewel, een besparing op de korte termijn die op (middel-)lange termijn verkeerd uitpakt. De meest dynamische en actieve fondsen in het land hebben allemaal een vorm van professionele ondersteuning. Het investeren in professionaliteit betaalt zich duidelijk uit: meer daadkracht, actievere communicatie, meer ondernemers kunnen betrekken, betere samenwerking met gemeente en andere partijen, meer cofinanciering en de kans om ‘proefballonnen’ uit te werken tot volwaardige businesscases.

Bij veel fondsen wordt het idee van die boodschap wel begrepen, ‘de kost gaat immers voor de baat uit. Maar structureel fondsmanagement is en blijft een stevige keuze. Een fonds wat er in dat opzicht bovenuit steekt is Westerveld. Een zeer energiek fonds waar veel kracht op gemeentebreed niveau wordt gebundeld. Het fonds wordt gedragen door de vele vrijwillige bestuursleden die er tijd en energie insteken. Zij weten zich echter gesteund door een professioneel fondsmanager die zorgt voor de nodige continuïteit. Het fonds heeft er een gezicht mee gekregen, iemand waar je kunt aankloppen met een idee. Bovendien komt samenwerking niet vanzelf tot stand. Je hebt een aanjager nodig, een scheppende hand, iemand die samenbindt en inspireert. En dat vergt meer dan alleen vrijwillige inzet.

Ten vierde, verzamel partners om je heen. Het fonds staat niet alleen voor het gezamenlijke (economische) belang. Een effectief fonds opereert niet geïsoleerd, maar in een keten van verschillende stakeholders. Denk aan gemeenten en provincie maar ook netbeheerders, politie, citymarketeers, projectontwikkelaars, kennisinstellingen. Een praktische bijkomstigheid van dat partnerschap is dat je zicht krijgt op cofinanciering. Veel fondsen hebben een flinke multiplier om zich heen hangen. De originele ozb-inleg wordt nog eens flink bijgeplust met allerhande publiek en privaat kapitaal op projectniveau.

De vijfde voorwaarde is de factor ‘kennis’. Bij de totstandkoming van vroege fondsen als Leiden, Leeuwarden en Delft heeft de Kamer van Koophandel een belangrijke faciliterende rol gespeeld. Dat deed de Kamer vanuit de taak ‘regiostimulering’: een vrije rol om  alles op te pakken wat ten goede kon komen aan het ondernemingsklimaat. De Kamer zag zichzelf ook wel als ‘visieleverancier’: er kon onderzoek gedaan worden en gerapporteerd worden over elk onderwerp wat ook maar te berde kwam in de regionale economie.

Sindsdien speelt de Kamer geen rol meer in het regionale economische debat en er worden ook geen rapporten of visies meer gepubliceerd. Het effect is dat de gemeenten het alleenvertoningsrecht hebben als het gaat om beleidsinformatie. Het bedrijfsleven moet reageren op wat de gemeente beschikbaar stelt, zonder de mogelijkheid zelf de agenda te bepalen. Dat is welbeschouwd machtsverlies voor het regionale bedrijfsleven. 

Ondernemersfondsen kunnen die lacune vullen: ze hebben er het geld en de ‘power’ voor. Maar het gebeurt maar mondjesmaat, omdat ‘kennis’ door ondernemers nog niet algemeen als een vorm van macht wordt gezien.

Dit jaar staan er weer nieuwe ritjes op de planning. Naar Gorinchem, naar Geertruidenberg, naar Loon op Zand, naar Den Bosch. Wellicht net te doen op één dag. En die éne rit van 536 kilometer …was is het de moeite waard? Nogal. Harlingen, Dordrecht en Deurne zijn allen gestart met een fonds. Ze leren van de ervaringen uit Helmond, Westerveld en tal van andere plekken. En binnen afzienbare tijd gaan anderen weer naar hen kijken. Want nieuwkomers brengen altijd iets extra’s, doen de dingen weer anders en leren van de ervaringen van hun voorgangers. Daarmee komen we toe aan de laatste tip: blijf om je heen kijken.

Gerelateerde artikelen

Explosief optimisme

De foto op de thumbnail is afkomstig van het betreffende bedrijf Explosief optimisme Het mooie van veel ondernemerscontacten is dat je op bijzondere plekken komt. Zo waren we recent te gast [...]

Column Ondernemersfonds #4: Participatie

Column Ondernemersfonds #4: Participatie en de kunst van het loslaten Het Ondernemersfonds. Het concept is aan onze tekentafel ontstaan. We hebben tientallen fondsen in de startfase mogen begeleiden. En we staan vele [...]

Meer artikelen

Explosief optimisme

De foto op de thumbnail is afkomstig van het betreffende bedrijf Explosief optimisme Het mooie van veel ondernemerscontacten is dat je op bijzondere plekken komt. Zo waren we recent te gast [...]

Opvoeden is eenvoudig

De vraag naar jeugdzorg explodeert. Toch is opvoeden heel eenvoudig… Onze vertrekkende collega Fianne had geen gemakkelijke start in het leven. Haar vader overleed nog voor haar geboorte. Ze is opgegroeid in [...]

Optimisme en demografie

Optimisme en demografie Het Kabinet-Schoof: lessen uit Canada, Hongarije en Afrika en twee oude Europeanen In dit artikel behandelen we twee dingen. Ten eerste het verband tussen maatschappelijk optimisme en bevolkingsgroei. Dat [...]

Neem contact op

Neem contact met ons op via bijgaande contactgegevens. Wij komen spoedig met een reactie.

Inschrijven voor onze nieuwsbrief: