Waar gaat de coronaklap ruimtelijk vallen? De ‘suburbs’ en ‘new towns’ als risicogebied

Het is bijna een refrein in de coronanieuwsbrieven van Blaauwberg: een crisis versnelt reeds aanwezig trends, of maakt latente trends zichtbaar. Een van die trends is de komende impasse voor de ‘new towns’ en de ‘suburbs’, grofweg alle stadsuitleg met een bouwmassa van 1960 tot 1995. Waar komt die vrees vandaan?

We kunnen met enige waarschijnlijkheid twee ruimtelijke bewegingen in de postcoronatijd veronderstellen:

  • Er zal een verhoogde verhuismobiliteit optreden. Mensen hebben opgesloten gezeten, zijn uitgekeken op hun directe omgeving of hebben tijd genomen om na te denken over hun toekomst. Op grond van historische analogieën kunnen we ervan uitgaan dat veel mensen verhuisplannen gaan maken en uitvoeren.
  • Zowel bedrijven als werkenden zijn versneld gewend geraakt aan werken op afstand. Videoconferencing heeft een flink handje geholpen. De Amerikaanse analist Karen Harris spreekt over ‘the declining cost of distance’: omdat je niet meer elke dag op je werk hoeft te zijn, ontstaat de mogelijkheid om veel verder van het werk te gaan wonen.

Het resultaat van deze twee trends gaat twee kanten op.

Ten eerste blijven bedrijven vooral in de steden gevestigd. Daar zitten de kennisinstituten, de culturele voorzieningen, de startups en de jonge mensen. De afgelopen twintig jaar is er een onstuitbare trek naar de stad geweest en vooral naar de kennissteden. Daar wordt gewoond en gewerkt in steeds hogere dichtheden met een typisch stedelijke woon-werk-stijl.

De tweede kant is afgeleid van de eerste: de stedelijke dichtheid heeft een prijs, namelijk congestie, hectiek en duurte van huizen en voorzieningen. Er was de laatste jaren al een beperkte uittocht uit de stad zichtbaar van mensen die een hogere levenskwaliteit buiten de stad zochten. Die uittocht kan toenemen, over een veel grotere afstand dan tot op heden. In een consumentenvoorkeur: als je dan toch niet meer vlakbij het kantoor in Amsterdam, Leiden of Utrecht hoeft te wonen, kun je net zo goed Purmerend, Leiderdorp en Nieuwegein overslaan en gelijk een mooi dorp opzoeken, op de Veluwe of zelfs in Zuid-Drenthe en Zuid-Friesland.

Deze trend is goed nieuws voor de gebieden met een hoge woonkwaliteit op grotere afstand van de steden. Ze krijgen nieuwe kansen op energieke inwoners die veel contacten met zich meebrengen. Zelfs sommige krimpgebieden kunnen gaan nadenken over hoe ze zich tot verder weg liggende steden gaan verhouden.

Het probleem zit in de ‘suburbs’, de gordel van voorsteden rondom de oude centra waar al die honderdduizenden klassieke forensen zijn gaan wonen. Ze hadden ook voor de crisis al te maken met een paar stevige uitdagingen:

  • De interessantste inwoners – jong, hoogopgeleid en ondernemend – hadden al een voorkeur voor de centrale stad, net als de interessantste bedrijven. Daar komen de steeds inniger relaties tussen de kennissteden onderling nog bij. De uitwisseling van kennis en talent tussen Amsterdam, Leiden en Utrecht en zelfs Groningen wint aan gewicht, ten koste van de synergie tussen de steden en hun directe omgeving.
  • De term ‘Nieuwe Hanze’ is er al voor gebruikt: een snoer van steden door Europa die meer met elkaar communiceren dan met hun omgeving. In de oude Hanze uit de 15de eeuw stonden rijke handelssteden met hun rug naar het achterland en met hun gezicht naar de zee, met aan de overkant hun broeders. Ze hadden een eigen handelstaal, eigen informatiestromen en eigen bestuurssystemen. In de nieuwe Hanze heeft kennis de rol van de zee als verbindingsweg overgenomen. Het ‘daily system’ gaat van ‘city + suburb ‘ naar ‘city + city’.
  • De coronacrisis haalt daar nu de mooie dorpen in het verre achterland bij. Als je een dag per week in Utrecht moet zijn en verder vooral contact onderhoudt met Leiden en Leuven, kun je ook in Dwingeloo gaan wonen. Het ‘daily system’ wordt ‘city + city + vilage’.
  • Alle suburbs hebben een betrekkelijk eenvormig woonmilieu, ze zijn gebouwd tussen 1965 en 1995 voor de babyboomgeneratie. Die generatie was monocultureel en had een grote voorkeur voor een nieuwbouwhuis in het groen. Nu zijn die wijken de ‘hotspots’ van de vergrijzing.
  • Deze woonmilieus zijn minder geschikt voor de enorme diversiteit aan woonconsumenten – internationalisering, multicultureel, individualisering – die zich de laatste twintig jaar heeft afgetekend. ‘Urban apartments’, bijvoorbeeld – woontorens in hoogstedelijk gebied met sport en gemaksvoorzieningen in de plint – slaan de suburbs over en verrijzen dichtbij stations.  

De extreme voorbeelden komen zoals zo vaak uit de Verenigde Staten. De ‘commuter belt’ – de gordel van tuinsteden rondom de grote steden – was meer dan halve eeuw het woonideaal van de middenklasse. En nu slaat de verpaupering toe. Van het symbool van de ‘commuter belt’- een overdekt winkelcentrum met ruime parkeergelegenheid uit de jaren zeventig en tachtig – zijn er honderden gesloopt. Zo extreem gaat het in Nederland niet. Wel zien we de echo’s, bijvoorbeeld in de vorm van wijkwinkelcentra met leegstand, omzetverlies en gebrek aan vernieuwing.

Wordt het tijd voor een nationale voorstadsagenda?   

Meer artikelen

Explosief optimisme

De foto op de thumbnail is afkomstig van het betreffende bedrijf Explosief optimisme Het mooie van veel ondernemerscontacten is dat je op bijzondere plekken komt. Zo waren we recent te gast [...]

Opvoeden is eenvoudig

De vraag naar jeugdzorg explodeert. Toch is opvoeden heel eenvoudig… Onze vertrekkende collega Fianne had geen gemakkelijke start in het leven. Haar vader overleed nog voor haar geboorte. Ze is opgegroeid in [...]

Optimisme en demografie

Optimisme en demografie Het Kabinet-Schoof: lessen uit Canada, Hongarije en Afrika en twee oude Europeanen In dit artikel behandelen we twee dingen. Ten eerste het verband tussen maatschappelijk optimisme en bevolkingsgroei. Dat [...]

Neem contact op

Neem contact met ons op via bijgaande contactgegevens. Wij komen spoedig met een reactie.