Column: Zomerse lessen uit Berlijn

Mijn zomervakantie schoot er dit jaar om allerlei redenen bij in. Geen nood, komt later wel. Maar het was prettig om vorige week toch een paar dagen weg te zijn. Naar Berlijn, om precies te zijn. Een bekende stad, ik kom er sinds 1974 met een behoorlijke regelmaat. Ik ben niet de enige Berlijnfreak. Op kantoor doen we wedstrijdjes in wie de meeste onnutte feitjes over deze stad kan debiteren. Ook een stad waar je prettig werk en vrije tijd kunt vermengen.

Afgelopen seizoen heb ik me verdiept in de ’15 minuten stad’. Dat is het antwoord van de Deense stedenbouwkundige Jan Gehl op de modernistische stedenbouw van de twintigste eeuw, met z’n strenge scheiding van wonen, werken en recreëren. Hele steden zijn op die functiescheiding geschoeid. Ook grote delen van Berlijn, vooral in het voorheen communistische oosten. En daar is de eenzijdige woonfunctie ook nog eens vormgegeven in de beruchte ‘Plattenbau’, de reusachtige galerijflats. Wie nog een keer wil griezelen over het mensbeeld van het ondergegane regiem, moet de trein nemen naar Marzahn, 12 kilometer van de Alexanderplatz.

In de ‘15 minuten stad’ is de ruimte zo ingericht, dat je op 15 minuten lopen van  je huis de basale functies van het leven tegenkomt: een bedrijf of werkplek, iets educatiefs, een café of ontmoetingsplek, een winkel of markthal, een trapveld of speeltuin, een kindercentrum, een arts, een groenstrook. Die menging van functies lokt ontmoeting uit en stelt mensen in staat elkaar op sleeptouw te nemen. Van Gehl is het bekende boek ‘The City at Eye Level’. Kort gezegd: het maaiveld moet kloppen. Parijs en Barcelona hebben de 15 minuten stad als uitgangspunt genomen voor de inrichting van de openbare ruimte. Metropolen die een mozaïek van buurten moeten worden.

Plattenbau

En weer is Berlijn een interessant voorbeeld. In grote delen van de stad kom je met 15 minuten lopen heel veel tegen. Overal is wel een werkplaats, een cursuslokaal, een parkje, een kroeg. En inderdaad ogen veel straten meer als ontmoetingsplek dan als verkeerscorridor. Het is een grappige paradox: die 15 minuten stad is eigenlijk de terugkeer van het ouderwetse dorp, maar dan in een hoogstedelijke verpakking.

Dorpsgezicht Laren
Foto van Janneman, Wikimedia Commons

Recent voerden we een gesprek over Laren, in het Gooi. Werkelijk een prachtig dorp. Ooit kregen we er een rondleiding en vroegen we om ons de lelijkste plek te laten zien. Dat zou gebeuren. Na anderhalf uur lopen constateerde ik een tikje teleurgesteld dat we die plek hadden overgeslagen. Maar nee hoor, we waren er ‘echt geweest’. Ja ja, hangt van je definitie van lelijk af…

Maar als we over de problemen van Laren praten, gaat het helemaal niet over dorpse dingen. Het gaat over duurte, congestie, woningmarkt, klimaatadaptatie, jeugdzorg, vergrijzing. Amsterdamse zaken. Laren moet eigenlijk met twee brillen naar zichzelf kijken: die van het 15 minuten dorp en die van de Amsterdamse metropool. Je kunt je Laren zo voorstellen als een Berlijnse wijk, een mooie tegel in het mozaïek.

De 20 minuten stad – wat zijn 5 minuten meer of minder – verbeeld in een infographic

De bestuurlijke eenheid ‘Berlijn’ bestaat sinds 1920. Toen werden 7 stadsgemeenten en 59 plattelandsgemeenten samengevoegd. In Duitsland zijn bestuurlijke herindelingen maar net iets minder gevoelig dan in Nederland. Maar 1920 was een ‘window of opportunity’. In de chaos na afloop van de Eerste Wereldoorlog, was er plaats voor een grootschalig besluit. Zo ontstond een bestuurlijke eenheid van 878 vierkante kilometer.

Het besluit van 1920 bleek stabiliteit te brengen. Zelfs in de tijd van de Duitse deling (1949-1990) bleven de grenzen van 1920 intact. Complete dorpen en parklandschappen vallen binnen die grenzen. Dat je toch echt in Berlijn bent, merk je als toerist vooral aan het geïntegreerde vervoerssysteem: je kunt echt overal komen.

Is 878 km2 groot? De grootste Nederlandse gemeente van dit moment – Súdwest-Fryslân – telt er 578. Meer dan 900 zelfs, als je het water meerekent. Dat komt aardig in de buurt van Berlijn. Súdwest-Fryslân heeft die omvang niet met een ‘1920 moment’ bereikt. Het is in vijf of zes stappen gegaan. Het gebied is bezaaid met voormalige gemeentehuizen. Daaronder de historische stadhuizen van vijf van de Friese Elfsteden. Eigenlijk is het gebied decennia lang bestuurlijk van tussenfase naar tussenfase gerold. Achteraf had alle energie van de herindelingen misschien beter besteed kunnen worden: pak het in één keer groot aan, breng daarmee rust en gebruik die rust om een mozaïek van ecosystemen naar Berlijns model te koesteren.

De 15 minutenstad en de dorpsheid van een wereldstad. Best een aardige opbrengst van een korte citytrip om mee te nemen naar een volgende leergang.

Meer artikelen

Waar zijn alle meisjes heen?

Waar zijn alle meisjes heen?: Mannen- en vrouwensteden na de verkiezingen Door Aart van Bochove In India is de opmars van vrouwen goed te zien. Ze gaan massaal de straat op om [...]

Een wachtkamer in de woestijn?

Een wachtkamer in de Afrikaanse woestijn? De opa van mijn echtgenote is in 1900 geboren. Hij verdiende zijn brood met de handel in olie. Niet wat we daar tegenwoordig onder verstaan – [...]

Verbeeldingskracht in Deurne

Verbeeldingskracht in Deurne Deurne start per 1 januari met een Ondernemersfonds. In een eerdere nieuwsbrief deelden we al de toegift die Rob op persoonlijke titel schreef over ‘zijn dorp’. Het ambitieniveau in Deurne [...]

Neem contact op

Neem contact met ons op via bijgaande contactgegevens. Wij komen spoedig met een reactie.