Column: Authentiek leiderschap? Moet je dat echt willen?
Daar was er weer één. In de krant van vanochtend. Een advertentie voor een meerdaagse cursus over leiderschap. “Jouw authentiek leiderschap & impactvol gedrag”, om precies te zijn. “Voor leiders die het verschil maken!”.
Ik moet altijd even slikken bij dit soort teksten. In mijn jonge jaren dacht je bij ‘leiderschap’ nog aan marcherende laarzen en schreeuwende stemmen voor radiomicrofoons. Verantwoordelijke mensen in het beroepsleven heetten voorzitter, secretaris, directeur of afdelingshoofd. Geen leider. Dat was niet alleen een associatie met de autoritaire types uit de oorlogsjaren. De communistische partij in Oost-Duitsland had tot het einde in 1989 aan toe een ‘Führungsanspruch’, een claim op ‘het leiderschap’.
Maar goed. Laten we wat gedachten besteden aan de vraag waar die roep om leiderschap vandaan komt. Ik ben daarbij schatplichtig aan een paar briljante observaties van Marcel van Bijnen. Toen ik enkele jaren geleden onder zijn gehoor was, was hij directeur van een nieuw, gezamenlijk servicebedrijf van de zeven gemeenten in de Drechtsteden Regio. Die organisatie telde 500 medewerkers en 20 ‘middle managers’. Van Bijnen vroeg retorisch aan de zaal hoeveel van die 20 we dachten dat er binnen een paar jaar vervangen moesten worden. Ik laat u even in spanning. Ik verstop het ‘juiste antwoord’ op een geheel willekeurige plek elders in deze tekst. Maar het waren er veel.
Hoe kwam dat? Van Bijnen vertelde dat volgens allerlei arbeidskundige analyses omstreeks 35% van de banen in het Nederlandse beroepsleven behangen zijn met managementcompetenties. Meer dan een derde. Dat is veel, maar als je om je heen kijkt, kan dat wel kloppen. Zodra er drie of vier professionals ambtshalve bij elkaar zijn, lopen er wel hierarchieke lijntjes door het gezelschap. Van Bijnen vervolgde met te wijzen op arbeidspsychologisch onderzoek, dat uitwees dat omstreeks 3% van de beroepsbevolking van nature is toegerust met managementcompetenties. Dat verschil tussen 3% en 35% is de markt voor cursussen ‘authentiek leiderschap’; voor de immer uitdijende opleidingen; voor het piepende functiewaarderingsgebouw; voor de piramide van controlesystemen; voor het gemopper op verjaardagsfeestjes op ‘de baas’. En het verschil verklaart ook de tegenreactie, de hausse aan mensen die zzp-er wordt omdat ze het oninspirerende ‘gebaas’, de controle en hun eigen geklaag op verjaardagsfeestjes zat zijn. Die groep gaat naar een 25 of zelfs 30% van de beroepsbevolking toe.
Nederland is één van de landen met het hoogste aantal zelfstandigen in Europa (weergave in % beroepsbevolking, cbs)
Ergens in de 20ste eeuw heeft de organisatie van de arbeid een verkeerde afslag genomen. Misschien was het de technologie, misschien politieke heerszucht. Maar we hebben nu een arbeidsproces dat heel veel competenties nodig heeft die zeer dun gezaaid zijn.
3% is nog steeds veel. En we kennen ook allemaal wel leden uit die groep: goede managers. Ze hebben een gezonde interesse in de inhoud, zijn rustig en duidelijk, mijden gezeur en hechten niet aan status. Je hoort ze zichzelf nooit ‘leider’ noemen. Sterker nog, ze weten: zodra je leiderschap opeist, ben je het kwijt. Maar er zijn er gewoon te weinig van, dus zitten we opgescheept met dat bouwwerk van cursussen, lapmiddelen, interim-bureaus en gemopper. De aanjager van deze observaties – Drechtsteden – komt uit de overheidssfeer. Maar iedereen kan zelf de voorbeelden uit de marktsector wel noemen.
De opmars van de zzp-ers roept in politiek en beleid veel ongerustheid en regelzucht op, over schijnconstructies, over onzekerheid over pensioen en sociale voorwaarden, over ‘cherry picking’ van verdienen zonder verantwoordelijkheid, over gebrek aan kennisontwikkeling. Er zijn zeker problemen verbonden met de opmars van zelfstandigen. Maar ik vind dat geen reden om niet naar ‘het grotere kwaad’ te kijken. De 20ste eeuw heeft een dominant model tot stand gebracht – loondienst – dat tot reusachtige arbeidsorganisaties heeft geleid. Dat leverde ooit een grote winst op in welvaart en zekerheid. Maar in een hoogopgeleide en geïndividualiseerde samenleving jaagt het micro-baasschap de mensen weg. De reeks hoofdpijndossiers van de rijksoverheid van de laatste tijd – toeslagenaffaire, aardbevingsschade, Afsluitdijk en verder – hebben allemaal een arbeidsmarktcomponent: er is te weinig personeel. (Het ‘juiste antwoord’ is overigens 39. Ja, negenendertig van de 20. Tot twee keer toe een nieuw generatie middle managers). Goede mensen lopen gewoon weg, ze hebben een keuze. En het wordt ook niet beter. Grote loondienstorganisaties – ministeries, zorg, onderwijs, verzekeraars, financiële diensterleners – kreunen onder prestatie-indicatoren, controles en verantwoordingsdruk.
Een oud Oosters perspectief op ‘leiderschap’ van de filosoof Lao Tzu (6e eeuw v. Christus)
Nu kun je niet de hele economie door zzpers laten runnen. Maar het wordt wel echt interessant om naar tussenvormen te kijken, combinaties van loondienst en ondernemerschap. Er is de laatste tijd weer veel aandacht voor de indrukwekkende prestaties van het onderwijs in Finland en Estland. En dat blijkt precies daar mee samen te hangen: de docenten hebben de zekerheid van een loopbaan en de autonomie om zelf het onderwijs in te richten. De verantwoordingsdruk is minimaal, de overheid blijft op afstand, de maatschappelijke waardering is hoog. Er is – net als in Nederland – een singel van bemoei-instituten om het onderwijs heen, maar die singel wordt geregisseerd door de docent. De Finse salarissen zijn niet bijzonder hoog. Het is echt de autonomie en de zelfsturing die het succes bepalen. ‘Autonomie’, in de zin dat je zelf verantwoordelijk bent voor de effecten van je handelen en dat er geen ‘middle managers’ zijn om op te mopperen. Gaat er iets fout, dan ga je eerst maar bij jezelf te rade.
Het is een gevaarlijke vergelijking, maar als ik naar de beelden uit Oekraïne kijk, zie ik behalve een gruwelijke oorlog ook een reusachtig experiment in zelfsturing. Er is een helder doel waar iedereen aan toegewijd is, namelijk als land overleven. Vervolgens pakt iedereen binnen dat grote en verenigende doel een eigen rol. Echt iedereen, van buschauffeur tot verpleger, van technicus tot vuilnisman, van huisvrouw tot kunstenaars, van jurist tot militair. En dat in een land dat pas na 2004 afscheid begon te nemen van de ‘homo sovjeticus’, de volgzame taakwerker die alleen naar zijn baas keek en zelf niet nadacht.
Als we uit dat ellendige maar ook fascinerende experiment ooit lessen gaan trekken voor ons arbeidsleven, zal vast boven komen drijven: leidt je professionals op tot vrije denkers, geef ze een inspirerend doel en laat ze vrij. Als dat betekent dat je op controle, centrale politieke sturing en regeldichtheid moet inleveren, is dat een overzichtelijke prijs.