Buurman’s gras is altijd groener. Leren van verschillen tussen regio’s

Bron: Fieggentrio

Voor een beroepssocioloog is die mode van de omgekeerde vlaggen een feest. Je kunt precies zien waar de perceeleigenaren politiek staan. Over het algemeen: hoe biologischer de boeren en hoe meer nevenactiviteiten zoals recreatie je in het landelijk gebied ziet, hoe minder vlaggen. De plaats van de vlaggen maken ook duidelijk dat Johan Remkes nogal chargeerde, toen hij in zijn stikstofrapport opschreef dat er een tegenstelling is tussen het platteland en de culturele elite in de Randstad. Om twee redenen.

De eerste reden is dat die omgekeerde vlaggen overal hangen, ook net buiten Amsterdam en Leiden, hartje Randstad. En omgekeerd dat er ook op de Veluwe en in Salland vlagvrije gebieden zijn. De vlaggen volgen geen harde grens, maar een mozaïek.

En de tweede reden is dat ik niet weet wat die culturele elite is. Zijn dat de directeuren van de musea in de Randstad? Hebben die zich over stikstof uitgelaten dan? De redacteuren van webpagina’s? De verkopers in gitaarwinkels? De jongeren die een start-up in software developing beginnen? 

De klanten op de Noordermarkt? De mensen die weten dat de klanten op de Noordermarkt in Amsterdam veel geld over hebben voor het beste brood en vlees van het land? De Marokkaanse bakfietsmoeders ’s morgens vroeg op de brug voor ons kantoor? Kun je de culturele elite een brief sturen? Om een mening vragen? Heeft de elite Kamerzetels?

Kortom, beste Johan, stop met het construeren van vijandbeelden.

Nu terug naar de geografische verdeling van de vlaggen. Want er is wel wat aan de hand.

Tijdens de laatste Leergang Leidenkunde kwam een initiatief van de Rabobank aan de orde. De bank had een gespreksronde georganiseerd langs burgemeesters (en soms wethouders) van het samenwerkingsverband Holland Rijnland, 13 in getal. De Rabobank hamert met enige regelmaat op het economisch achterblijven van noordelijk Zuid-Holland. Noordelijk Zuid-Holland bestaat uit drie ‘vleugels’: een stuk van het Groene Hart rondom Alphen aan den Rijn, de Leidse Agglomeratie en de Duin- en Bollenstreek. Met de oostelijke en de westelijke vleugels gaat het niet zo goed. De economische groei is minimaal, de werkgelegenheid ontwikkelt zich niet, de vergrijzing slaat toe, de jongeren vertrekken.

Ook op landelijke lijsten eindigen deze gebieden niet goed. En met het middenstuk – de Leidse Agglomeratie gaat het eveneens matig. Dat heeft te maken met de snelle vergrijzing van Leiderdorp, Oegstgeest en Voorschoten. Alleen de stad Leiden is aan het ‘boomen’. Groeiend inwonertal, groeiende werkgelegenheid, groeiende toegevoegde waarde, groeiende interationalisering. En Leiden zit als kennisstad aan de ontvangende kant van de braindrain van jongeren uit het achterland. 30 jaar geleden was het motto ‘de rijke Rand en de arme Stad’. De welvaart zat in de randgemeenten, de steden hadden de sociale problematiek. En wat er nog aan stedelijke middenklasse was, ging op zaterdag boodschappen doen in suburbane winkelcentra, want in de eigen stad kon je toch niet parkeren.

Dat beeld is helemaal omgedraaid. De trekkracht zit nu in een beperkt aantal steden: Amsterdam, Utrecht, Leiden, Den Haag, Delft. En buiten de Randstad Groningen, Nijmegen, Eindhoven. Elke stad is een eiland, samen vormen ze een archipel.  

De pijn zit niet in de steden

Wie heeft nu de aap op z’n schouder?

Dat is in de jaren 2020 zonder meer de regio. Het beste wat je de randgemeenten kunt adviseren is dat ze goed gaan samenwerken met de steden. Daar zit de dynamiek. Vlaggen weg en aan het werk, punt uit.

Die steden hebben op hun beurt een alternatief, voor als het niet loopt met de regio. Ze hebben massa nodig om de agenda te beïnvloeden en om zichtbaar te zijn in de kenniseconomie. Maar dat kunnen ze ook met elkaar doen, zonder hun regio. Ze hoeven niet aan elkaar te grenzen. Ze hoeven niet eens dicht bij elkaar te liggen. Ze delen al een levensstijl, ze internationaliseren, wisselen werk en inwoners uit. Het autobezit daalt (maar ze vliegen veel). De nieuwe stedelingen wonen in appartementen, omringd door een veelheid van voorzieningen. Het is druk, maar de steden kunnen de drukte behoorlijk managen. Het is idioot, maar met al hun vergroening, geveltuintjes en klimaatadaptatie beginnen de dichtstbevolkte gebieden echt iets toe te voegen aan natuurwaarde en biodiversiteit. Ze zijn in zekere zin een nieuwe, internationale bubbel gaan vormen. Het geld wordt in de bubbel verdiend en het draait ook rond in die bubbel. Voor dit soort interstedelijke samenwerking is het begrip ‘nieuwe Hanze’ in opkomst. De oude Hanze was in de 15de eeuw een handelsverbond van steden die op elkaar leken, veel met elkaar deden en allemaal nogal los stonden van hun achterland. Net als de kennissteden nu.

Maar dat was niet de inzet van de gespreksronde van de Rabobank. De Rabobank wilde weten of er in ‘booming’ leiden en in de niet zo goed presterende vleugels om Leiden heen animo was om regionaal samen te werken vanuit een hoge ambitie. Het grote voorbeeld is Brainport Eindhoven.

Zuidoost-Brabant heeft een regionaal huzarenstuk geleverd. Nog maar een generatie geleden droeg het gebied de rode lantaarn: Philips was grotendeels weg, ASML moest nog opkomen, de werkloosheid was hoog. En nu…? De enige plek in Nederland die zich echt een high tech hotspot mag noemen. Met prachtige bijproducten als de designsector. Met een magneetfunctie voor jong talent.

De spiegel van Brainport

In de Leergang Leidenkunde hebben we gediscussieerd over de vraag of Brainport Eindhoven een voorbeeld kon zijn voor de stagnerende samenwerking in noordelijk Zuid-Holland. We hebben zes Brabantse succesfactoren benoemd.

Ten eerste: de naam van het samenwerkingsverband. De naam Brainport Eindhoven heeft een enorme merkwaarde gekregen, dankzij de afwezigheid van twee compromissen.
Er is geen compromis gesloten in het licht van de veelzijdigheid van de economie. Het is gewoon ‘brains’, punt uit.
Er is ook geen compromis gesloten in de geografische aanduiding. Het gaat om 21 gemeenten in Zuidoost-Brabant, maar dat heeft geen gezicht. 20 gemeenten zijn akkoord gegaan met de naam van de centrumstad als trekker.
Een even compromisloze evenknie in Holland Rijnland zou dus ‘Scienceport Leiden’ of iets dergelijks gaan heten.

Ten tweede: de urgentie. Eindhoven was tot in de jaren 1990 een ‘companytown’ rondom Philips. De positie van Philips bleek onhoudbaar en tijdens de Operatie Centurion gaf het bedrijf de dominante positie prijs. De regio vreesde voor een echec vergelijkbaar met de sluiting van de mijnen in Limburg of de scheepswerven in Rotterdam. De urgentie die toen gevoeld werd voor behoud van technisch talent, voor het stimuleren van ondernemerschap en voor het behoud van de regio als relevant productiemilieu, heeft uiteindelijk tot Brainport geleid.
De vraag is of vergrijzing en braindrain in de vleugels van Holland Rijnland voldoende als urgentie herkend worden.

Ten derde: stuwkracht. Eindhoven heeft een oude industriële elite (die elkaar treft in de Eindhovensche Fabrikantenkring) die achter de schermen altijd voor open kanalen naar de overheid heeft gezorgd, aan economische stabiliteit heeft bijgedragen en de boel bij elkaar heeft gehouden. Brainport zet een kop op die elite met een nauw partnerschap van de vijf ‘topbedrijven’: ASML, Jumbo Supermarkten, VDL, High Tech Campus, Philips en Royal Swinkels (Bavaria brouwerij) met PSV als verbonden partij.

Kunnen we ons in Holland Rijnland een kopgroep voorstellen van het biosciencepark, Heineken, Johnson & Johnson, ZZ Leiden, Heerema en de Rabobank? Of past zoiets niet in de Rijnlandse context?

Presentatie van Brainport Eindhoven als hoofdsponsor van PSV. Met bedrijven uit Veldhoven (ASML), Lieshout (Swinkels), Veghel (Jumbo) en Eindhoven (Philips, High Tech Campus, VDL).

Ten vierde: een brandpunt. Brainport noemt zichzelf een regionaal ecosysteem en verbindt dat met techniek. De vier waarden van het ecosysteem zijn:

  • Publiek-private samenwerking dankzij vertrouwen, trekkracht en nabijheid
  • Het behouden en kweken van technologisch leiderschap
  • Kennis koppelen aan industrialisering en verdienvermogen
  • Slim gebruik maken van globalisering

Is het voorstelbaar dat partijen in Holland Rijnland met een even geconcentreerd mission statement komen? Of leent de regio zich hier niet voor?

Ten vijfde: uitvoeringskracht. Brainport volgt het organisatie- en netwerkschema van de ‘triple helix’. Daarvan heeft Holland Rijnland er maar liefst drie: Economic Board Alphen, Economic Board Duin- en Bollenstreek en Economie071. Die hebben gezamenlijk maar een fractie van de staf van 30 mensen en het werkbudget van ruim 13 miljoen van Brainport.
Is een bundeling en  reshuffle van capaciteit en budget tussen Holland-Rijnland, gemeenten, ondernemersorganisaties en triple helix verbanden denkbaar?

Ten zesde: het ambitieniveau. Als de motor eenmaal loopt, blijven de plannen komen De nieuwste loot aan de stam in Brainport is het Van Gogh Nationaal Park. Idee is het landschappelijk in groene corridors verbinden van hoogstedelijk groen naar beschermde natuur in het buitengebied, met alles wat daar tussen zit; daar weer aan verbinden van cultuurhistorische waarden (buitenplaatsen, dorpscentra); en het verbinden van landbouw en recreatie met biodiversiteit en natuurontwikkeling.
En weer de vraag: kunnen we ons voorstellen dat in noordelijk Zuid-Holland Duinrell, Cronestein, Huis te Warmond en het veenweidegebied in een masterplan terecht komen en verbonden worden met de hotspots van science park en space center? Met alles wat daar tussen en omheen ligt in een samenhang?

Al met al legt de vergelijking met Brainport een stel pijnlijke vragen op tafel. Het was mooi om te zien hoe het gesprek in de leergang over de ronde van de Rabobank en de positie van Holland Rijnland toch tot een paar concrete instructies leidde. Ofwel: hoe zou je de problemen van de vleugels in noordelijk Zuid-Holland moeten aanpakken met Brainportachtige allure?

Welnu:

  • Probeer niet alle gemeenten ‘aan de voorkant’ mee te nemen. Het werkt altijd met een ‘coalition of the willing’. Drie of vier gemeenten zijn genoeg om een begin mee te maken (al moeten dan wel de twee grootsten Leiden en Alphen meedoen)
  • ‘Travel light’, geen grote structuurdiscussies, aan het werk met een lichtvoetig en gedreven netwerk van ambtenaren, ondernemers, bestuurders
  • Begin niet over gemeentegrenzen en praat alleen over de inhoud. Mijd mensen die inhoudelijk niets te melden hebben
  • Haal buitenboordpartijen erbij die nieuwe perspectieven aandragen.

Een mooie oefening. Vergelijken scherpt het inzicht.

Meer artikelen

Mevrouw Kuiper stemt tot nadenken

Mevrouw Kuiper stemt tot nadenken Mijn moeder bracht haar laatste jaren door in een zorgcentrum. Zo’n klassiek bejaardenoord: een op z’n kant gezette sigarendoos, kleine studio’s aan lange gangen, een recreatiezaal als [...]

Het verschil tussen aso en adel

Het verschil tussen aso en adel - het verbindend vermogen van een lokale elite Journalist Gertjan van Schoonhoven had een ‘long read’ over Wassenaar in het zomernummer van EW (voorheen Elsevier). Hij citeerde [...]

Column Ondernemersfonds #4: Participatie

Column Ondernemersfonds #4: Participatie en de kunst van het loslaten Het Ondernemersfonds. Het concept is aan onze tekentafel ontstaan. We hebben tientallen fondsen in de startfase mogen begeleiden. En we staan vele [...]

Lerende netwerken 1: De Basics

Lerende netwerken - een bijzondere vorm van samenwerking | Deel 1: de basics Breng mensen samen, deel ervaringen, en leer samen! Het werken in lerende netwerken is  een beproefde methode voor competentieontwikkeling [...]

Neem contact op

Neem contact met ons op via bijgaande contactgegevens. Wij komen spoedig met een reactie.