Waar verdient Leiden haar geld mee?

Van een laagopgeleide industriestad heeft Leiden zich in enkele decennia weten op te richten tot een moderne kennisstad. Voorheen verdiende de stad haar geld vooral met producten: conserven, metaal, textiel. Nu doen we dat in toenemende mate met ‘kennis’. Maar hoe zit dat precies in elkaar? Welke economische sectoren zijn primair belangrijk voor het verdienvermogen van de stad? Kortom, waar verdient Leiden haar geld mee?

Kunnen we dat in één figuur duidelijk maken? Ja, dat kan. Onderstaande een overzicht tot op sectorniveau waar Leiden haar geld mee verdient. Eén ‘geldzak’ staat gelijk aan 3% van het totale verdienvermogen dat in de stad wordt gegenereerd.

Kennisvraag uit de Leergang Leiden-kunde

Blaauwberg verzorgt sinds september 2017 de Leergang Leiden-kunde. Een interactief kennisprogramma van vier dagen over de stad Leiden. We spiegelen Leiden aan een reeks van referentiesteden in binnen- en buitenland. Hoe staat de stad ervoor? Hoe heeft de stad zich ontwikkeld? Wat zijn relevante referenties en voorbeelden voor het plaatsen van de ontwikkeling van de stad? En wat zijn – bezien vanuit de historie, de status quo, en de referenties – de uitdagingen voor de toekomst? Deze en andere vragen nemen we door met de deelnemers van Leiden-kunde. (Meedoen met de voorlopig laatste Leergang? Lees meer, en meld je aan.)

Verdeeld over vier groepen heeft een groep van ruim 50 in de stad actieve kennisprofessionals de Leergang Leiden-kunde inmiddels gevolgd. Het voornemen is om met deze ‘community’ de komende periode relevante kennisvragen door te nemen. De eerste kennisvraag die we behandelen is ‘waar verdient Leiden haar geld mee?’ U treft hier een korte flits-analyse aan met relevant cijfermateriaal, met ruimte voor de deelnemers om reacties te plaatsen en vraagstellingen toe te voegen.

Methodische verantwoording

We maken in dit overzicht gebruik van CBS cijfers. Enerzijds kijken we naar Toegevoegde Waarde cijfers die beschikbaar zijn tot op het niveau van COROP regio’s. In het geval van Leiden gaat het dan om de Leidse regio + de Bollenstreek gemeenten. Vervolgens koppelen we deze gegevens aan het werkgelegenheidsbestand van Leiden.

Wat zien we?

  • Om te beginnen: we meten in dit geval de Toegevoegde Waarde. Het waardeverschil tussen ‘inkoop’ (grondstoffen, facilitaire kosten) en ‘verkoop’. In geld uitgedrukt. Oftewel, de waarde die je toevoegt aan de markt. De toegevoegde waarde kan worden berekenend per bedrijf. Door alle bedrijfstotalen bij elkaar op te tellen kan het ook berekend worden voor een gehele sector, bijvoorbeeld de industrie. Maar ook voor een hele regio. Als regio heb je baat bij een hoge toegevoegde waarde. Het betekent dat je veel waarde creëert en daarmee veel vermogen naar je toe weet te trekken.
  • De zakelijke dienstverlening steekt er met kop en schouders bovenuit. Deze ‘verzamelsector’ van allerhande – veelal kennisgerelateerde – bedrijvigheid genereert ruim een kwart van de totale toegevoegde waarde. In deze categorie vinden we diverse kantoorwerkgelegenheid, maar eveneens veel zzp’ers en private onderzoeksfaciliteiten. De handel in zakelijk vastgoed valt er eveneens onder. Toenemen
  • Het belangrijke life sciences cluster moeten we terugzoeken in de sector industrie (productie van geneesmiddelen, verwante productie) en zakelijke dienstverlening (specialistisch onderzoek, kennisverwerving). Het wetenschappelijk onderzoek vinden we weer terug in de zorg en het onderwijs. De markt in deze sectoren is weliswaar gereguleerd, maar het is en blijft een markt inclusief opbrengsten en verdiensten. Denk bijvoorbeeld aan topklinische zorg met een bovenregionale functie, en internationaal concurrerend wetenschappelijk onderwijs.
  • Er zitten een aantal verrassingen tussen. De kleine Leidse financiële sector weet een groot verdienvermogen te genereren. Evenveel als de – in werkgelegenheid – veel grotere detail- en groothandel. In de stad goed zichtbare sectoren als de horeca en de bouwnijverheid vallen zelfs bijna weg in deze cijferopstelling. Een ander punt: Leiden heeft een tijd ingezet op de ‘communicatie’ als tweede economische pijler naast de life sciences. Bezien vanuit dit soort gegevensreeksen loopt die vergelijking mank. Zowel in omvang (werkgelegenheid, aantal bedrijven) als verdienvermogen is de communicatiesector klein. Te klein om te dienen als fundament van je regionale economie.

Wat moet je met dit soort cijfers in termen van economische strategie? Een kleine voorzet voor de discussie:

  • Het kan niet genoeg herhaald worden: het loont om blijvend in te zetten op het economisch trekpaard van de stad (en regio), het life sciences cluster. De bloei van deze hoog renderende sector is van groot belang voor het verdienvermogen van deze stad. Het zet Leiden op de kaart bij kenniswerkers, investeerders, ondernemers, studenten, bewoners en bezoekers.
  • Ga niet op zoek naar ‘nieuwe pijlers’ om de lokale economie op te bouwen. Een stad is gebaat bij enige diversiteit in het economisch verkeer. Maar  iedere andere sector valt in het niet bij de enorme omvang en stuwkracht van het life sciences cluster, waardoor het positioneren van een tweede cluster bijna kolderiek wordt.
  • Ga wel op zoek naar verwante bedrijvigheid die zich in het kielzog van het life sciences cluster kan oprichten. We zien het nu al gebeuren. Gespecialiseerde verpakkingsbedrijven, producenten van laboratoria benodigdheden, juridische adviseurs die de bedrijven bijstaan…ze vestigen zich in toenemende mate op en rondom het Bio Science Park. De vestiging van het European Medicines Agency in Amsterdam kan weer een nieuwe stimulans zijn. Zo goed als zeker zullen er een paar ‘EMA-followers’ naar Leiden komen. Zo verbinden we steeds meer wagons aan een locomotief die op stoom is.
  • De huidige tekorten op de arbeidsmarkt doen zich vooral voor in de techniek, de zorg en het onderwijs. Bezien vanuit het Leidse economisch profiel is dat zorgwekkend. De sectoren waar we deze vakgeschoolde personen het meest nodig hebben, zijn de kurk waar de Leidse economie op drijft. Het is daarmee een reële optie om na te denken over ‘zware middelen’ om de toestroom te vergroten. Zo wordt al geopperd om een regionaal fonds te maken voor het verstrekken van studiebeurzen aan studenten in zware studies zodat ze niet meer hoeven bij te verdienen. Uit buitenlandse voorbeelden weten we dat dit soort prikkels zeer effectief zijn, maar het is wel een stevige keuze om mee te beginnen.
  • …. welke consequenties willen jullie hieraan verbinden?